Blog de actuaris en ……

Met enige regelmaat geef ik mijn visie op actuele zaken die er spelen op pensioengebied. In het verleden zette ik mijn blogs altijd op mijn website, maar vanaf september 2019 veschijnen de meeste artikelen alleen nog via LinkedIn. Via onderstaande link komt u op de juiste plaats terecht om dat te lezen.

Mocht het niet lukken op de linkediN pagina te komen, stuur dan een e-mail naar ron@vanospensioen.nl 

 

https://www.linkedin.com/in/ron-van-os-03331423/detail/recent-activity/shares/



       

Aug 30, 2019
Posted by: Ron van Os

 

Dit was de kop van een ingezonden artikel in ons Eindhovens Dagblad van 29 augustus.
Op een ietwat ongenuanceerde wijze wordt achtereenvolgens:
* het Nederlands pensioenstelsel vergeleken met Duitsland en België
* aangegeven dat Koolmees de wet overtreedt door uit te gaan van de risicovrije rente
* vermeld dat het pensioenvermogen sinds 2008 meer dan verdubbeld is

Ik kan natuurlijk een heel verhaal houden over wat wel en niet klopt in dit artikel, maar beter is om daar het volgende tegenover te stellen. Niemand weet wat de rendementen in de toekomst gaan doen, en in Nederland is er vooralsnog voor gekozen om behoudend te zijn. Wellicht zit dat in onze genen, want iedereen die het kan, houdt er spaarpotjes op na voor slechte tijden.

Natuurlijk kunnen we met onze pensioenen ook anders omgaan. Waardeer de verplichtingen op een verwacht rendement van bijvoorbeeld 2,5%. Als het rendement in de toekomst in enig jaar hoger is, dan stijgen de pensioenen; is het rendement lager dan dalen deze.
Simpeler kunnen we het niet maken: ook niet voor de oud belastinginspecteur die onder meer de opsteller is van het artikel. Maar niet mopperen als straks blijkt dat we die 2,5% toch niet halen.

 

Mar 22, 2019
Posted by: Ron van Os

 

Op 1 mei moet het advies van de commissie parameters er liggen. Deze commissie - geleid door oud-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem – adviseert welk rendement op vastrentende waarden en welke risicopremies op zakelijke waarden pensioenfondsen maximaal mogen gebruiken. Verder heeft de commissie ook de opdracht gekregen om naar de ufr te kijken.

Wat de uitkomst van dit onderzoek wordt, lijkt mij voor de hand te liggen. Het rendement op vastrentende waarden handhaaft men op 2% (of ondergaat een hele kleine daling) en de risicopremies worden naar beneden toe bijgesteld.
Tenslotte de ufr, die stelt men wat hoger vast in lijn met hetgeen in Europa gebruikelijk is.

Gevolg van dit alles: met een beetje geluk gaan de dekkingsgraden iets omhoog en kunnen kortingen volgend jaar achterwege blijven. De premies zullen – afhankelijk van de gemaakte keuze - naar verwachting iets gaan stijgen.

Nog een maandje in spanning en dan weten we het zeker.

 

Dec 11, 2018
Posted by: Ron van Os

 

Alternatieven voor een flexibele AOW

Eén van de onderwerpen die in de afgelopen maanden regelmatig in de schijnwerpers heeft gestaan, is de flexibilisering van de AOW en dan met name de mogelijkheid om de AOW eerder in te laten gaan. De voor- en tegenstanders hebben allemaal hun zegje gedaan en er is uitgebreid gediscussieerd over de diverse dikke rapporten die hierover zijn verschenen.

Wat ons verbaast, is dat de discussie zich beperkt heeft tot flexibilisering van de AOW, terwijl de oplossing feitelijk allang voorhanden is binnen het tweede pijler pensioen (werkgevers-, werknemerssfeer), binnen de derde pijler (lijfrente) of door de specifieke afspraken die op cao-niveau gemaakt kunnen worden.

In dit artikel gaan wij hier nader op in. Achtereenvolgens behandelen we de reeds bestaande flexibiliseringsmogelijkheden in de tweede pijler en de specifieke afspraken die op cao-niveau tussen werkgever en werknemers gemaakt kunnen worden, de fiscale mogelijkheden die er al zijn om desgewenst extra pensioen op te bouwen en de oprekking van de fiscale ruimte die wij graag zouden zien om specifieke groepen de mogelijkheid te bieden om extra pensioen op te bouwen (lager gesalarieërden en zzp’ers). Tot slot kijken we ook nog naar de financieel implicaties.

Primair willen wij erop wijzen dat het juist de bedoeling is dat we in de toekomst langer doorwerken en dus niet gebruik maken van alle mogelijkheden die er zijn om eerder te stoppen. En als dat voor bepaalde groepen werknemers een probleem is (bijvoorbeeld zware beroepen), dan moeten we daar een oplossing voor zoeken. Een optie daarbij is bijvoorbeeld een omscholingsfonds, waar werknemers een beroep op kunnen doen. In enkele branches zijn er al dit soort initiatieven.

Dit artikel gaat uit van het huidige pensioensysteem; de details van een toekomstig systeem zijn thans niet bekend, zodat daarmee nog niet goed rekening gehouden kan worden.

Flexibiliseringsmogelijkheden

Binnen vrijwel elke pensioenregeling zijn de volgende mogelijkheden voorhanden.

  • ·         Pensioen vervroegen en hoog/laag

Het is toegestaan om pensioen voor de AOW-leeftijd te laten ingaan. Bovendien biedt de fiscus de mogelijkheid om binnen de bandbreedte 100/75 eerst een paar jaar hoger pensioen te ontvangen. In aanvulling daarop wordt de mogelijkheid geboden om de AOW te overbruggen;

  • ·         Deeltijdpensioen:
    Een werknemer kan ervoor kiezen om parttime te werken en zijn pensioen gedeeltelijk te laten ingaan;
  • ·         Uitruil partnerpensioen
    Het is toegestaan om een partnerpensioen voor alle werknemers op te bouwen en dit op de pensioendatum uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen.

 

Fiscale mogelijkheden die de wet al biedt om (extra) pensioen op te bouwen.
Als binnen de bestaande pensioenregeling onvoldoende waarde opgebouwd kan worden om de pensioenvervroeging te financieren, dan kan gebruik gemaakt worden van de fiscale mogelijkheden die er al zijn om extra pensioen op te bouwen.

  • ·         De fiscale maxima (opbouwpercentage en franchise)
    Het maximum pensioen binnen een middelloonregeling is gelijk aan 1,875% per dienstjaar en bij een eindloonregeling 1,657%. De daarbij behorende minimale franchises bedragen
    € 13.344 en € 15.099. In veel pensioenregelingen wordt deze ruimte niet volledig benut. Als er sprake is van een pensioenregeling op basis van beschikbare premie kan gebruik gemaakt worden van een (thans aanzienlijk hogere dan de standaard) leeftijdsafhankelijke premiestaffel op basis van marktrente;
  • ·         De fiscale maxima (overige elementen)
    Ook de andere fiscale maxima worden veelal niet volledig benut. Wij noemen in dat kader: salarisdefinitie, opbouw partnerpensioen, en 40 ¾ dienstjaren pensioen, oftewel aanvullend pensioen dat bij een dienstverband van 40 ¾ extra mag worden opgebouwd als het pensioen niet maximaal is (75% gemiddeld pensioengevend loon op leeftijd 63 ¾ jaar van de deelnemer);
  • ·         Een pensioendatum voor 68 jaar is sowieso toegestaan, mits het jaarlijkse opbouwpercentage en/of de AOW-franchise dan wordt aangepast;
  • ·         Demotie:
    De wet biedt de mogelijkheid om (maximaal) 10 jaar voor de AOW-leeftijd in een lagere functie te gaan werken en een daarbij lager salaris te verdienen, maar wel over het volle oorspronkelijke salaris pensioen te blijven opbouwen;
  • ·         Opvoeding kinderen
    Tijdens een verlofperiode waarin kinderen worden opgevoed mag totdat het kind 6 jaar wordt 100% en als een kind tussen de 6 en 12 jaar is 50% van de diensttijd worden meegenomen in de pensioenopbouw.
    In de praktijk wordt de pensioenopbouw meestal stopgezet;
  • ·         Gemiste indexatie
    Het is toegestaan om gemiste indexatie in te halen (maximale index 3%)

 

Verder zien we dat binnen diverse bedrijfstakken het zogenaamde generatiepact wordt toegepast

  • ·         Generatiepact
    Zoals hiervoor is aangegeven, was het al mogelijk om maximaal 10 jaar voor ingang van de pensioenleeftijd parttime te gaan werken, maar toch over het volledige voormalige salaris pensioen te blijven opbouwen. In de praktijk komen wij steeds vaker situaties tegen waarbij de werknemer 50% werkt, 75% salaris ontvangt en 100% pensioen opbouwt;

 

Meer fiscale ruimte bieden
Naast gebruik maken van de fiscale ruimte die er al is, zou de overheid er ook voor kunnen kiezen om de fiscale ruimte op onderdelen uit te breiden. Wij hebben dan met name drie onderdelen op het oog.

Inruilen indexaties voor hoger/eerder ingaand pensioen

Extra mogelijkheden voor pensioenvervroeging kunnen worden gecreëerd door toe te staan dat reeds ingekochte indexaties binnen een DB-regeling worden ingeruild voor extra nominaal pensioen. Een werknemer zou zelf mogen besluiten of de pensioenwaarde wordt gebruikt voor een levenslang geïndexeerd ouderdomspensioen of dat de indexatiewaarde wordt gebruikt voor eerder ingaand of hoger maximaal pensioen. Bij een beschikbare premieregeling is dit al een mogelijkheid.

Aanpassen franchise

Ook de mogelijkheid om de hoogte van franchise te verlagen of geheel te laten vervallen in pensioenregelingen is een optie. Door het laten vervallen of verlagen van de franchise zal het pensioen voor iedereen toenemen, maar heeft met name grote impact op het pensioen voor de laagstbetaalden en in deze groep zitten veel mensen met “zware beroepen”.
Deze extra opgebouwde pensioenaanspraken kunnen zij omzetten in een tijdelijk pensioen om de periode tot de AOW-leeftijd te overbruggen.

Eén Oudedagsparaplu

Ook zijn argumenten om fiscale kaders aan te laten sluiten bij ontwikkelingen van de afgelopen jaren en pensioen gemakkelijker en duidelijker te maken.
Zo zou één oudedagsparaplu waar alle regelingen onder vallen het leven gemakkelijker en duidelijker maken. De tweede en derde pijler worden in elkaar geschoven. De maximale kaders zijn aangegeven (Art 18a LB). Het maximaal gespaarde pensioen (tweede en derde pijler) mag dit maximum niet overschrijden.

Bij de eventtoets bij een marktrentestaffel berekent de pensioenuitvoerder nu al of het uit te keren pensioen niet hoger is dan hetgeen maximaal is toegestaan in een eindloonregeling, waarbij rekening wordt gehouden met ene stijging van 3%.  Als jaarlijks de berekening wordt gemaakt hoe hoog dit maximale eindloonpensioen zou zijn en hiervan wordt afgetrokken de opgebouwde pensioenen dan is de ruimte bekend die nog extra gefinancierd zou mogen worden. Dit spaarverschil mag in mindering worden gebracht op inkomen/ten laste van winst worden gebracht.

Financiering van de extra aanspraken

Bovenstaand hebben we verschillende mogelijkheden genoemd om extra pensioen op te bouwen dat uiteindelijk gebruikt kan worden om eerder met pensioen te gaan. Er zijn twee financiële aspecten die daarbij in de gaten gehouden moeten worden.

Minder belastinginkomsten voor de overheid op korte termijn
Indien iedereen van de mogelijkheden gebruik gaat maken die de huidige fiscale wetgeving al biedt of als de overheid er daadwerkelijk toe overgaat om de fiscale opbouw van pensioen uit te breiden, dan leidt dat op korte termijn tot minder belastinginkomsten.
Daar staat tegenover dat de belastinginkomsten op lange termijn toenemen. Maar wellicht zijn er ook andere voordelen te behalen die op korte termijn al geld opleveren: te denken valt aan minder ouderen die van WIA of WW gebruik gaan maken en (nog) meer ouderen die vrijwilligerstaken op zich gaan nemen.

Wie gaat de hogere pensioenpremies betalen?
Meer pensioen opbouwen betekent dat ook de pensioenpremies omhoog moeten. De vraag is wie dit gaat betalen. Om dit volledig op de schouders van de werknemers te leggen, is waarschijnlijk geen haalbare optie. Met name de lager gesalarieerden zullen waarschijnlijk te weinig financiële ruimte hebben om dit volledig te betalen. De werkgevers en/of de overheid zullen dus ook hun steentje moeten bijdragen, maar hebben er ook baat bij dat werknemers eerder kunnen vertrekken met een goed pensioen. In de cao-besprekingen kan dit een onderwerp van gesprek zijn.

Een andere variant waarnaar gekeken kan worden, is om de extra opbouw pas vanaf een bepaalde leeftijd te laten plaatsvinden (bijvoorbeeld 50 jaar) of de extra bijdrage van de werknemer pas vanaf latere leeftijd te vragen. Achterliggende gedachte daarbij is dat de kosten van kinderen er dan doorgaans af zijn en men wat meer financiële ruimte heeft voor pensioen. Bovendien zijn deze werknemers meer geneigd om wat extra’s te sparen voor pensioen.

Conclusie/slotopmerkingen

Werkgevers en werknemers geven samen aan dat het oplopen van de pensioeningangsdatum voor veel werknemers te snel is gegaan. In de media wordt daarom veel aandacht besteed aan alle voors- en tegens van de flexibilisering van de AOW. Wat naar onze mening vergeten wordt, is dat binnen de tweede pijler al veel mogelijkheden zijn om dit probleem op te lossen.

Verder zou de overheid de fiscale ruimte in de tweede pijler nog iets kunnen oprekken, waarbij met name gekeken kan worden naar opties die relatief gezien de meeste pensioenopbouw opleveren voor de lager gesalarieerden.

Tenslotte zou het helpen als de opbouw van aanspraken binnen de tweede en derde pijler meer met elkaar in overeenstemming zou zijn.

 

Nov 18, 2018
Posted by: Ron van Os

 

In de katholieke kerk kennen we heel veel verschillende heiligen. Dit zijn personen die hier op aarde een voorbeeldig vroom en deugdzaam leven hebben geleid en bovendien ook nog wonderen hebben verricht. Uiteindelijk zijn zij na een uitgebreid onderzoek heilig verklaard. Wij aardse mensen kunnen de hulp van verschillende van deze heiligen inroepen als we met een probleem zitten.
Enkele bekende heiligen zijn:

-          Antonius (van Padua) die aangeroepen wordt als er iets zoek is

-          Christoffel: de beschermheilige van de reiziger

-          Franciscus( van Assisi): die zich wijdde aan de zorg voor armen en zieken
           en zich ook over het welzijn van de dieren bekommerde

Een wat minder bekende heilige is St. Gummarus van Lier. Eén van de aan hem toegeschreven wonderen is dat hij een afgebroken boom met zijn riem weer hersteld heeft. Met zijn huwelijk ging het minder goed: hij had een slecht huwelijk met een kwaadaardige echtgenote Grimmara waar hij uiteindelijk van scheidde. Door het wonder met de gebroken boom en zijn gebroken huwelijk, wordt St. Gummarus aanroepen tegen beenbreuken maar ook om gevrijwaard te blijven van echtbreuken.

Voor u als echtscheidingsdeskundige goed om te weten, zeker als u nog in het stadium zit dat er nog wat te helen valt of een vechtscheiding dreigt. En is het huwelijk niet meer te redden, ook dan kan St. Gummarus wellicht hulp bieden om problemen op te lossen, maar dat weet ik niet zeker.
Wat ik wel zeker weet, is dat u bij mij terecht kunt met vragen die betrekking hebben op pensioen of levensverzekeringen.

Ron van Os, Actuaris AG

 

Nov 4, 2018
Posted by: Ron van Os


In Nederland zijn we al bijna 10 jaar bezig om ons pensioenstelsel te hervormen, maar veel voortgang zit er nog niet in. Wat is het probleem?

-          Ouderen zijn ontevreden, omdat de pensioenaanspraken al jarenlang niet
            geïndexeerd zijn

-          Jongeren zijn ontevreden omdat zij bang zijn dat de pot straks leeg is als
            zij oud zijn

-          Bonden hechten belang aan behoud van solidariteit en willen een hogere
            rekenrente

-          Werkgevers willen zekerheid over de hoogte van de premie

-          Minister Koolmees wil een systeem waarin de pensioentoezegging op een
            verantwoorde wijze geborgd is.

De oplossing is feitelijk heel simpel en die licht ik onderstaand in vier stappen toe

Stap 1
De waarde van de opgebouwde aanspraken (de voorziening) wordt binnen het huidige systeem vastgesteld met behulp van de risicovrije rente (RTS met UFR). Vanaf heden gaan we dat doen op basis van een langtermijnrente waarvan de verwachting is dat die (vrijwel zeker) gerealiseerd wordt, laten we zeggen 3%.

Stap 2
Bovenop de op bovenstaande wijze vastgestelde voorziening, wordt een leeftijdsafhankelijke opslag gelegd. Is men 68 jaar (de pensioenrichtleeftijd) of ouder, dan is de opslag 0%. Voor ieder jaar dat men jonger is, wordt de voorziening met 1,5% verhoogd.
Dus: is iemand 48, dan bedraagt de opslag 30% (= 1,5% * [68 – 48] ) en is iemand 28, dan bedraagt de opslag 60% (= 1,5% * [68 – 28]).

Stap 3
Er wordt een buffer aangehouden om de eerste klappen op te vangen als het een keer mis gaat met de beleggingen. Deze buffer is gelijk aan 10% van de voorziening zoals vastgesteld onder stap 1 en stap 2.

Stap 4
Indien een pensioenfonds over meer geld beschikt dan omschreven als in stap 1 tot en met stap 3, is het meerdere beschikbaar voor indexatie.
De hoogte van de indexatie is wederom leeftijdsafhankelijk. Iedereen die 68 jaar of ouder is krijgt een gelijke indexatie. Maar voor ieder jaar dat men jonger is, wordt de indexatie met 1%-punt verhoogd.
Dus stel dat de indexatie voor iedereen die 68 jaar of ouder is, gelijk is aan 1%, dan krijgt iemand van 48 jaar een indexatie van 1,2% (= 1% * [1 + (68-48)*0,01] ) en iemand 28 jaar een indexatie van 1,4%
(= 1% * [1 + (68-28)*0,01] ).

Exact het tegenstelde gebeurt als er sprake is van een tekort, ofwel het vermogen is lager dan de som van de voorziening onder stap 1 en stap 2. Er wordt dan een negatieve indexatie toegekend, die groter is naarmate men jonger is. Dus, een negatieve indexatie van 1% voor iedereen die 68 jaar of ouder is, leidt ertoe dat een 48-jarige een negatieve indexatie van 1,2% krijgt en een 28-jarige van minus 1,4%. 

Wat brengt het bovenstaande voorstel?

1.       Door over te stappen van de risicovrije rente naar een verwachte langetermijnrente, wordt tegemoet gekomen aan de wens van de bonden.

2.       Er mag pas geïndexeerd worden als de leeftijdsafhankelijke opslag op de voorziening voor jongeren volledig aanwezig is (en de buffer gevuld). Dit betekent dat er geen kans is dat de ouderen het geld van de jongeren opmaken en er later voor die jongeren niets meer is.

3.       Er is een algemene buffer van 10% om de ergste klappen op te vangen ingeval van een crisis.

4.       Door de stappen 1 tot en met 3 te nemen, is er nu geld beschikbaar om te indexeren. Dit spreekt de ouderen zeker aan. Ook voor de jongeren is het interessant, want zij krijgen bovenop de indexatie die de ouderen krijgen een leeftijdsafhankelijke extra indexatie.
Daar staat wel tegenover dat als het een keer mis gaat en een negatieve indexatie gegeven moet worden (let op we spraken niet meer van korten) de jongeren dan een groter steentje bijdragen.

5.       Het systeem is transparant en kent de nodige waarborgen om onverantwoorde keuzes te voorkomen.

Al met al is het een evenwichtige oplossing die aan alle wensen voldoet.

Als we bovendien bij de vaststelling van de premie ook de opslag die in stap 2 genoemd wordt meenemen, is het probleem van de doorsneepremie ook direct opgelost. De premie voor de inkoop van 1 euro pensioen is voor een 28-jarige gelijk aan de actuariële premie, plus 60% en voor een 67-jarige gelijk aan de actuariële premie, plus 1%.
Verder is sprake van een vrij stabiele premie, waarmee ook tegemoet gekomen wordt aan de wens van de werkgever.

Daarmee is alles opgelost en iedereen gelukkig.

Om de impact van bovenstaande ook cijfermatig te onderbouwen, heb ik op basis van een fictief bestand met een dekkingsgraad van 100% (op basis van de huidige RTS met UFR) enkele berekeningen gemaakt:
Stap 0: dekkingsgraad 100%
Stap 1 (rente wordt 3%): dekkingsgraad 129,1%
Stap 2: (rente 3% en leeftijdsafhankelijke opslag): 116,7%
Stap 3: 10% is nodig als buffer

Ofwel er is 6,7% vermogen beschikbaar om te indexeren. Nu lijkt het mij niet verstandig om dit geld allemaal in een keer op te maken, maar laten we eens beginnen met een indexatie van 2%. Dat wil zeggen 2% voor 68 en ouder en de voor de jongeren rekening houden met de van de leeftijd afhangende verhoging, waardoor bijvoorbeeld een 28-jarige een indexatie van 2,8% tegemoet kan zien.

De dekkingsgraad zakt dan van 116,7% naar 114,2% (waarvan 10% buffer).

https://www.youtube.com/watch?v=JhhzHQ9VumI

 

Sep 21, 2018
Posted by: Ron van Os


In het financieel dagblad van 14 september stond een artikel onder de naam “Bevrijd vrouwen uit de val van de deeltijdbaan”. Hierin valt onder meer te lezen dat nergens in West-Europa zoveel vrouwen parttime werken als in Nederland en we door al die parttime werkende vrouwen 100 miljard per jaar aan BNP mislopen. De overheid moet in het kader van gelijke behandeling er alles aan doen om het vrouwen mogelijk te maken om langer te werken.
 

Dit artikel suggereert dat Nederlandse vrouwen zich gedwongen voelen om parttime te gaan werken en hulp van buitenaf nodig hebben om daar uit te komen. Bovendien lopen we door al die parttimers enerzijds als Nederland, maar anderzijds als individu wel heel veel geld mis. 

Volgens mij zijn Nederlandse vrouwen mondig genoeg om voor zichzelf op te komen. De vrouwen die ik spreek, kiezen in ieder geval juist bewust voor een parttime baan. Zij prefereren een extra vrije dag boven extra geld. In economische termen noemen we zoiets het afnemend grensnut van geld. 

Laat elders in Europa die vrouwen (en ook mannen) maar 100% werken: in Nederland genieten wij 100%.

 

https://www.youtube.com/watch?v=-0kcet4aPpQ

 

Sep 7, 2018
Posted by: Ron van Os

 

Afgelopen week heeft het CBS nieuwe cijfers gepubliceerd over de gemiddelde levensverwachting. Een baby geboren in 2017 wordt gemiddeld 81,7 jaar: meisjes 83,3 en jongens 80,1. Voorlopige conclusie is dat de stijging van de levensverwachting lijkt af te vlakken en de AOW-leeftijd wellicht voorlopig niet nog verder omhoog hoeft (niet verder dan 67 jaar en drie maanden welteverstaan).

Als actuaris kijk ik natuurlijk met lede ogen naar de media-aandacht die het CBS en andere partijen hierdoor krijgen. Want sterftekansen en levensverwachtingen is juist per definitie een gebied waar de actuaris c.q. het Actuarieel Genootschap iets over zou moeten roepen.

Maar, komende woensdag is het zover. Dan komt het AG weer met de enige echte cijfers:  “de Publicatie van de Prognosetafel 2018”.

Deze vormen de basis voor de vaststelling van de voorziening die pensioenfondsen (en verzekeraars) gaan vaststellen. Dus nog een paar nachtjes slapen: het lijkt wel sinterklaas (en dan de echte natuurlijk)

 

https://www.bing.com/videos/search?q=voor+deoverlevenden+boudewijn+de+groot&qpvt=voor+deoverlevenden+boudewijn+de+groot&view=detail&mid=1C7064E1E58E7B0E9DB61C7064E1E58E7B0E9DB6&&FORM=VRDGAR

 

Aug 23, 2018
Posted by: Ron van Os

 

Door de vergrijzing moeten we tegenwoordig allemaal langer doorwerken. De AOW-leeftijd ligt inmiddels op 66 jaar en zoals het er nu uitziet in 2022 op 67 jaar en 3 maanden. Daarna zal de AOW-leeftijd – die gekoppeld is aan de gemiddelde levensverwachting - verder oplopen.

Om zolang te kunnen doorwerken, is het in ieder geval van belang dat je geestelijk en lichamelijk in goed conditie blijft verkeren. Maar uit onderzoek blijkt dat plezier hebben in het werk zeker zo belangrijk is.

Toen ik dit las, moest ik plotseling denken aan de plaat “Is dit mijn leven?” van Dick Rienstra. Als iemand een baan had waarin hij geen genoegdoening vond, dan was het wel de persoon waarover Rienstra ergens midden jaren zeventig in dit nummer zong. Alleen doordat indertijd het gezin nog de hoeksteen van de samenleving vormde, bleef deze persoon het volhouden. Bovendien hoefde hij maar door tot 65 jaar met uitzicht op VUT.

Luister en huiver gedurende 2 minuten en 32 seconden door op de onderstaande link te klikken.

https://www.youtube.com/watch?v=7e0t-2T-hII

 

Aug 16, 2018
Posted by: Ron van Os

Tijdens mijn vakantie heb ik zoals gebruikelijk weer enige boeken gelezen. De keuze daarbij was vrij divers en varieerde van inspannend tot ontspannend. Over een tweetal ontspannende stripboeken wil ik richting jullie wat kwijt.

 

Als eerste het verhaal “Het geheim van de eeuwige jeugd” uit de Donald Duck, waarin oom Dagobert na een val tot de conclusie komt dat hij “niet langer de krachtige knaap uit zijn jonge jaren is”. Bij toeval leest hij dan in een boek dat in het Himalaya gebergte de Yongh-vallei ligt waar alle mensen een zeer hoge leeftijd bereiken en ook nog eens uitermate fit zijn. Hij besluit om samen met Donald en zijn neefjes de vallei te bezoeken om het geheim van de eeuwige jeugd te ontfutselen. En wat blijkt: dat zit niet in het eten, niet in het drinken, maar in iets heel anders. Het geheim van een lang, gezond leven is gewoon PLEZIER hebben in je werk. Oom Dagobert die veel geld aan deze reis heeft uitgegeven reageert daarop enigszins geïrriteerd met de opmerking: “Ikzelf had dat OOK kunnen verzinnen! GRRR!”

En dat geldt natuurlijk ook voor ons in Nederland: als je plezier hebt in je werk, is het allemaal veel makkelijker vol te houden. Mijn conclusie en advies is dan ook: zorg dat je plezier houdt in het werk en als dat weg is, ga dan op zoek naar wat anders.

 

Wellicht nog verrassender is het album “Het omgekeerde land” van Suske en Wiske. Wat mij betreft één van de leukere boeken van Suske en Wiske dat de laatste jaren verschenen is. En bijkomend voordeel voor mij: niet gekocht voor de normale prijs van € 6,95 , maar voor slechts € 2,95.

In dit verhaal staat alles op zijn kop: Suske wordt Wiske, Jerom wordt Lambik, wit wordt zwart, roodkapje wil de wolf opeten et cetera. Voor de oplettende lezer met een pensioenachtergrond, is de meest bijzondere tekening nummer 49. Wiske komt daar in de sprookjeskamer terecht en ziet een kast staan. Zij kijkt daarin en roept “allemaal sprookjesboeken”. En wat is de titel van het boek dat rechts bovenop de stapel ligt?

HET GEZONDE PENSIOENSTELSEL

Nu komt de oorspronkelijk bedenker van deze strip “wijlen Willy Vandersteen” uit België, en is de persoon die verantwoordelijk is voor het scenario van dit album de Vlaming Peter van Gucht, dus vooralsnog ga ik ervan uit dat de schrijver bedoeld dat het Belgische pensioensysteem niet gezond is.
Wellicht voor ons in Nederland een reden te meer om geen pensioenregelingen meer in België onder te brengen.

 

Jun 20, 2018
Posted by: Ron van Os

We zijn nu al bijna tien jaar aan het bakkeleien over het Nederlandse pensioensysteem. En het enige dat tot nog toe bereikt is, dat ondertussen iedereen wantrouwig is geworden. En dat terwijl vertrouwen juist het belangrijkste is om tot een oplossing te komen.
En misschien hoeft er ook niet zoveel veranderd te worden, maar gaat het er gewoon om hoe je het brengt. Laat ik dat onderbouwen met het volgende voorbeeld.

Er was eens een man die overleed en in zijn nalatenschap zaten 17 paarden. Hij had een testament en daarin stond dat zijn drie zonen de paarden kregen. De oudste zoon kreeg de helft, de middelste 1/3e deel en de jongste 1/9e. De notaris zat met de handen in het haar over hoe dat geregeld moest worden, want om nou delen van paarden te geven: dat zag niemand zitten.

Uiteindelijk werd de hulp van een actuaris uit de slimste regio van Nederland ingeschakeld. Deze kwam met een trailer aanrijden waarin zijn eigen paard zat. Dit paard werd uitgeladen en bij de andere gezet. Vervolgens zei de actuaris: “Meneer de notaris, ga uw gang”.

De notaris pakte zijn rekenmachine en ging aan de slag. Zoon 1 kreeg de helft van de paarden ofwel 9 (van de 18). Zoon 2 kreeg 1/3e van de paarden: dat waren er 6. En de laatste zoon kreeg 1/9e deel: ofwel 2. Naar tevredenheid liepen de drie zonen weg, waarna de actuaris het laatst overgebleven paard in zijn trailer laadde en de verbaasde notaris zijn factuur in de hand duwde.

 

 

Apr 19, 2018
Posted by: Ron van Os

 

In 2006 zijn de VUT- en prepensioenregelingen afgeschaft. Zowel vanuit fiscaal als juridisch oogpunt was het echter toegestaan om aan de bestaande populatie ter compensatie een extra toezegging te doen. In veel cao’s zijn indertijd dergelijke overgangsregelingen afgesproken.

De toezegging betrof een aanspraak op (extra) ouderdomspensioen (al dan niet gecombineerd met partnerpensioen). Er was geen geld beschikbaar om een dergelijke extra toezegging in één keer in te kopen. Daarop is – met goedkeuring van de wetgever – de volgende oplossing gecreëerd.

- De extra toezegging is voorwaardelijk en wordt pas onvoorwaardelijk op het moment dat
  deze wordt ingekocht bij het pensioenfonds of de verzekeraar
- In principe is iedere werkgever (c.q. werkgeversorganisatie) vrij om te kiezen wanneer de
  voorwaardelijk aanspraken worden ingekocht, maar men moet wel voldoen aan de
  volgende minimale eisen
  *   inkoop vindt plaats op het moment dat de werknemer met pensioen of vroegpensioen 
      gaat
  *   inkoop moet uiterlijk 15 jaar na de toezegging plaatsvinden (in de meeste gevallen is dit 
       31 december 2021 en in sommige gevallen 31 december 2022)
- Als bijzonderheid geldt verder dat men alleen voor de voorwaardelijke toezegging in 
  aanmerking komt als men vanaf 2006 tot en met 2021 (respectievelijk 2022) c.q. eerdere
  pensioendatum aan de regeling is blijven deelnemen.

Om te voorkomen dat er geen geld zou zijn voor de financiering van de aanspraken, was een werkgever c.q. bedrijfssector sector verplicht om een voorziening op te bouwen. Dit gebeurde door bovenop de reguliere pensioenpremie een VPL-premie bij de werkgever (en werknemers) in rekening te brengen.

Thans blijkt dat de gevormde voorziening onvoldoende is om de aanspraken te financieren. DNB eist namelijk dat bij de inkoop rekening wordt gehouden met de actuele rentetermijnstructuur en een minimale bufferopslag van 5%. De sociale partners daarentegen dachten de inkoop te kunnen doen tegen de (veelal niet kostendekkende) premies die voor de reguliere inkoop worden gehanteerd.

Als DNB zijn zin krijgt, kan er minder pensioen ingekocht worden. Op zich lijkt mij dat vanuit juridisch oogpunt geen probleem: het is tenslotte een voorwaardelijke aanspraak, maar zowel werkgevers- als werknemersorganisaties zijn hier niet blij mee. Persoonlijk ben ik van mening deze extra inkoop er in ieder geval niet toe mag leiden dat de kans op korten van de overige opgebouwde aanspraken groter wordt of dat men hierdoor (nog) langer moet wachten op enige vorm van indexatie.

Overigens verwacht ik dat het probleem van de inkoop dat nu speelt slechts één van de vele problemen is waar we de komende jaren nog tegenaan gaan lopen met betrekking tot de VPL-regelingen.

 

Apr 9, 2018
Posted by: Ron van Os

 

Frankrijk is mijn vakantieland; al bijna 25 jaar vertoef ik daar jaarlijks twee weken. Voorheen met vrouw en kinderen en tegenwoordig alleen nog met mijn vrouw. Genietend van de zon, het eten en het landschap voelt zo’n vakantie als de uitdrukking “Leven als God in Frankrijk”, wat zoveel betekent als “een gemakkelijk onbezorgd leven leiden”.

Deze uitdrukking blijkt echter in sommige streken van Brabant en Limburg en het Nederlandstalige deel van België ook een tegenovergestelde betekenis te hebben, namelijk “slecht ontvangen worden, niet geduld worden”. Aan deze tegenstelling moest ik denken toen ik vorige week in de krant las dat het Franse spoor zeker drie maanden plat gaat. Een belangrijke reden: de pensioenleeftijd voor de Franse machinisten en het kantoorpersoneel moet omhoog.

Nu zult u zeggen: “Heel begrijpelijk, want in Nederland zijn wij ook niet blij dat onze AOW-leeftijd nu al op 66 jaar ligt en maar blijft doorstijgen”. Maar in het geval van die Franse spoorwegen ligt het iets anders: de huidige pensioenleeftijd van de machinisten is 52 jaar en van kantoorpersoneel 57 jaar. Dat noem ik nog eens “Leven als God in Frankrijk”.

 

Oct 12, 2017
Posted by: Ron van Os

Is de ZZP’er straks spekkoper?

 

De ZZP’er wordt nogal eens gekscherend als Zelfstandige Zonder Pensioen aangeduid. Er worden de meest verschrikkelijke doemscenario’s over behoeftige gepensioneerde ZZP’er verteld: Job uit het oude testament is er niets bij. Maar wellicht heeft de ZZP’er het allemaal nog niet zo slecht bekeken.

Kijk naar al die mensen die naar de overheid hebben geluisterd en hun hypotheek hebben afgelost. De aflossingsstraf komt eraan: een levenslange geldboete hangt hen boven het hoofd. De hoogte is afhankelijk van de WOZ-waarde van het huis. Heeft u een huis van € 200.000, dan is de boete € 50 per maand netto en dat gedurende de rest van uw leven.

Er zal over niet al te lange tijd vast ook een boete komen voor mensen die sparen voor aanvullend pensioen. De hoogte van die boete kan best eens nog hoger uitvallen, namelijk:

GEEN AOW MEER

Dus jarenlang heeft u geld opzij gezet en vervolgens kort de overheid dat geheel of gedeeltelijk op uw AOW. Die ZZP’ers zijn dus niet zo gek als wij denken, want als je niks gespaard hebt, valt er ook niets te korten.

Bedankt kabinet. Want hiermee hebben jullie wel het pensioenprobleem meteen opgelost. Want als er niemand spaart, zijn er ook geen pensioenfondsen meer die tekorten kunnen hebben.

Dat we op deze manier over 25 jaar allemaal Job heten, doet er waarschijnlijk niet zoveel toe. Het einde der tijden lijkt op deze manier echt nabij.

 

 

Sep 6, 2017
Posted by: Ron van Os

Beschrijving van het probleem
Tot en met 2012 was de AOW-leeftijd 65 jaar. De wetgever heeft toen besloten dat we gemiddeld genomen nog maar 18 jaar en 3 maanden AOW krijgen. Dus als de gemiddelde  leeftijd toeneemt, gaat de AOW-leeftijd automatisch mee omhoog. Inmiddels zitten we op 65 jaar en 9 maanden en dat zal in 2022 zijn opgelopen naar 67 jaar en 3 maanden.

Steeds vaker is te horen dat het zo niet langer kan, en dan met name:

-          voor mensen in zware beroepen

-          voor werknemers die al op jonge leeftijd de arbeidsmarkt hebben betreden

-          voor lager opgeleiden (die gemiddeld genomen minder lang leven dan hoger opgeleiden)

Is onderscheid maken tussen groepen de oplossing?
Naar mijn mening moeten we daar niet aan beginnen.

-          Wat is een zwaar beroep?
Daar verschillen de meningen over. Ik denk dat elk beroep zijn zware kanten heeft; in het ene geval meer op lichamelijk gebied en in het andere op psychisch gebied.

-          Waarom recht op AOW na een x-tal werkjaren?
Dit suggereert dat tegenover elk werkjaar een opbouwjaar aan AOW staat, en dat is niet zo. Nederlandse burgers die voor langere tijd als expat in het buitenland werken, bouwen in die jaren helemaal geen AOW op. En mensen die in Nederland wonen en niet werken bouwen wel AOW op.

-          Lager opgeleiden eerder AOW geven?
Lager opgeleiden zouden eerder AOW moeten krijgen, omdat zij gemiddeld genomen minder lang leven dan hoger opgeleiden. Als dat eerdere overlijden veroorzaakt wordt door de slechtere gezondheidszorg die lager opgeleiden krijgen, dan zou het wellicht een reden zijn om eerder AOW toe te kennen. Maar – naar ik heb begrepen – is dat niet het geval. De kortere levensverwachting wordt met name veroorzaakt door de minder gezonde levensstijl die men gemiddeld genomen heeft: meer roken, minder bewegen en minder gezond eten

Kijken we naar de financiering van de AOW dan zou je zelfs een heel andere kant op kunnen denken.. Een werknemer die het minimumloon verdient, betaalt ongeveer € 3.500 per jaar aan AOW-premie, terwijl iemand die twee keer modaal verdient € 6.000 per jaar betaalt. Houden we rekening met heffingskortingen (voor iemand zonder kinderen), dan komen we uit op € 950 respectievelijk € 5.700.
Uiteindelijk ontvangen zij op jaarbasis wel allebei dezelfde AOW-uitkering

Is flexibilisering van de AOW de oplossing?
Afgelopen week is een rapport van SEO verschenen waaruit blijkt dat dit weinig soelaas biedt en bovendien de gemeenschap ook nog eens extra geld kost. Dit onderzoek sluit aan op mijn conclusies uit een eerder blog.  

Wat dan wel?
Het is makkelijk om te roepen dat “onderscheid maken tussen groepen” en “flexibilisering van de AOW” geen oplossing is, maar wat dan wel? Want de oplopende AOW-leeftijd wordt door veel mensen toch wel als een probleem gezien.
Onderstaand geef ik een aantal mogelijke oplossingen:

-          Werkgevers zouden de verplichting kunnen krijgen om te zorgen dat oudere werknemers kunnen overstappen naar een minder zware functie. Ik kan mij overigens voorstellen dat een dergelijke mogelijkheid voor een grote onderneming wat makkelijker te realiseren is dan voor een kleine onderneming.

-          Stimuleer parttime werken vanaf een bepaalde leeftijd. Dat beperkt de werkdruk voor die werknemers.

-          Werknemers stimuleren en ondersteunen om op latere leeftijd de overstap te maken naar een geheel andere functie. Omscholen: het begrip een leven lang leren is er al.

-          Start als oudere werknemer een eigen bedrijf.

-          Spaar zelf om eerder met pensioen te gaan (of erfenis, huis opeten).

-          Verlaag de franchise in pensioenregelingen naar nihil. Hierdoor bouwen met name de lager gesalarieerden relatief gezien veel extra pensioen op, waardoor zij alsnog vervoegd kunnen uittreden en een redelijke uitkering tegemoet kunnen zien.

-          Laat de overheid een overbruggingswerktraject opzetten voor mensen die de 65-jarige leeftijd hebben bereikt. In de bijlage licht ik dit nader toe.
De compensatie hiervoor is gelijk aan de AOW-uitkering die men normaliter vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd zou ontvangen. Voor het overige kan men het opgebouwde aanvullend pensioen vervroegen of uit andere bronnen in extra inkomen voorzien.

Enkele nevenvoorwaarden?
De overheid en/of werknemers-/werkgeversorganisaties moeten wel het nodige regelen

-          In cao-overleg afspraken maken over het scheppen van alternatieve banen, parttime werken (met behoud van een groot deel van het salaris) en vaststellen van een omscholingsbudget (de overheid zou dit fiscaal kunnen ondersteunen).

-          Werknemers moeten bereid zijn om zich om te scholen. Daarbij zal de nieuwe functie in veel gevallen ook gepaard (kunnen) gaan met een lager salaris (demotie).

-          Het moet gebruikelijk worden dat men op latere leeftijd van baan verandert met bijhorend aangepast salaris en/of een overbruggingswerktraject in gaat (acceptatie van de omgeving)

-          Voor verlaging van de franchise zal fiscaal het nodige aangepast moeten worden, maar wellicht kan dat meegenomen worden bij de aanpassing van het belastingstelsel.

-          Tenslotte moet voorkomen worden dat misbruik gemaakt wordt van de situatie.

Tenslotte
Als de prognoses kloppen gaat de AOW-leeftijd – rekening houdend met die 18,25 jaar die we mogen genieten - op langere termijn naar 70-75 jaar (en misschien zelfs nog hoger). Ik denk echter dat er een soort “natuurlijk maximum leeftijd” is waarop het nog human is om mensen te verplichten aan het arbeidsproces deel te laten nemen. En naar mijn mening ligt die lager dan de AOW-leeftijd die uit het wettelijk kader voortvloeit. Dat betekent uiteindelijk maar één ding op: met zijn allen die extra lasten dragen.

 

 

Bijlage Toelichting op banen overbruggingswerktraject

 

In plaats van flexibilisering van de AOW, biedt de overheid een overbruggingswerktraject aan. Dit is bedoeld als alternatief voor 65-plussers die niet meer in hun huidige functie door kunnen of willen , maar toch nog wel door moeten tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Het betreft werkzaamheden die normaliter niet uitgevoerd worden, maar feitelijk wel noodzakelijk zijn c.q. een positieve bijdrage aan onze maatschappij leveren. De compensatie hiervoor is gelijk aan de AOW-uitkering die men vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd zou ontvangen.

Er kan gekozen worden uit drie categorieën werk: veiligheid, zorg of overige werkzaamheden.

 

Veiligheid

-          Wijkpreventie

-          Toezicht op plaatsen waar relatief veel criminaliteit plaatsvindt

-          Ondersteuning coldcase teams (papierwerk, uitzoekwerk)

-          Toezicht bij grote evenementen

Zorg

-          Activiteiten ondernemen met ouderen

-          Boodschappen doen voor mensen die dat zelf niet kunnen

-          Hulp verlenen bij bijeenkomsten

-          Vervoer verzorgen

Overig

-          Werkzaamheden op eigen gebied (buurtwinkel, reparatie, advies hoe iets moet)

-          Integratie asielzoekers (taalcursus)

-          Ondersteuning bij werkzaamheden allerlei verenigingen

 

Jun 12, 2017
Posted by: Ron van Os

 

Ik zie regelmatig artikelen langkomen waarin beschreven wordt wat er aan de AOW gewijzigd moet worden om de financiële drempels om eerder met pensioen te gaan tot een minimum te beperken: flexibilisering van de AOW noemen we dat. 

Naar mijn mening zijn we daarmee het verkeerde probleem aan het oplossen. De AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd worden verhoogd met de bedoeling dat we allemaal langer doorwerken. Dan moet je niet allerlei wegen gaan verzinnen om toch weer eerder met pensioen te kunnen gaan. Dan kunnen we beter die pensioenleeftijd op 65 jaar laten staan.

Ik kan mij heel goed voorstellen dat er fysieke (de stratenmaker met een versleten rug) of psychische (niet kunnen bijbenen van technische ontwikkelingen) belemmeringen zijn waardoor iemand zijn functie niet langer kan uitoefenen. Maar dan moet je als overheid samen met de sociale partners en de individuele werknemer daar een oplossing voor zoeken.
Dat kan bijvoorbeeld door over te stappen naar een andere (lichtere) functie. Maar die functies - en een eventueel budget voor omscholing  - moeten er dan wel zijn: dus daar moet aan gewerkt worden. Bovendien heb ik begrepen dat we komende jaren veel handjes tekort komen om de economie draaiende te houden. Een reden te meer om iedereen langer in het arbeidsproces te betrekken.

Wie toch eerder wilt stoppen is daar vrij in, maar moet dat wel zelf bekostigen. Want flexibilisering van de AOW kost – direct of indirect - gewoon extra geld dat uit de algemene middelen gefinancierd moet worden. 

 

Jun 2, 2017
Posted by: Ron van Os

Als ik bij een klant de vraag kreeg: “Welke pensioenregeling is de meest ingewikkelde van Nederland?”, dan antwoordde ik altijd steevast: “Die van het ABP”. En de moeilijkheid zit hem nog niet eens zozeer in de regeling zelf, maar meer in alle overgangsregelingen die van toepassing zijn.
Vanuit de media heb ik begrepen dat daar vanaf 1 januari 2018 verandering in gaat komen. ABP gaat haar regeling aanzienlijk vereenvoudigen en dat is om drie redenen een goede zaak:

-          De deelnemer begrijpt de regeling beter

-          De uitvoeringskosten kunnen aanzienlijk omlaag

-          De uitvoering is minder foutgevoelig

Eenvoud is een aspect dat ikzelf hoog in het vaandel heb staan als het om de inhoud van een pensioenregeling gaat. En ik lees dan ook altijd met veel ongeloof de rapporten over de wijziging van ons Nederlandse pensioenstelsel. In 2010 verschenen de eerste rapporten en men is er nog steeds niet uit. Eén van de aspecten die daarbij heel veel aandacht krijgt, zijn alle overgangsregelingen. We willen naar een nieuw stelsel, maar iedereen die er dan op achteruit gaat, moet wel gecompenseerd worden. Dat wordt weer een verschrikking: deelnemers die het niet begrijpen, uitvoeringkosten die de pan uit rijzen en extra geld om die overgangsregelingen te financieren.

Ik zit er heel simpel in. De tijden zijn veranderd, we willen/moeten ons pensioenstelsel wijzigen: dan moeten we het niet zo regelen dat voor alle bestaande deelnemers alles bij het oude blijft. In één keer over naar het nieuwe systeem: geen gezeur.

En natuurlijk zijn er “oudere jongeren en jongere ouderen” die erop achteruit gaan, maar die hebben in het verleden wellicht andere voordelen gehad. Laat ik drie voorbeelden noemen:

-          Studeren is jarenlang (vrijwel) gratis geweest: in het verleden kenden we zelfs de eeuwige student. De huidige jongeren moeten geld lenen en bouwen een (forse) studieschuld op.

-          Toen ik jong was kenden we de zogenaamde premie-A, premie-B en premie-C woningen. Dat was een subsidie op het kopen van een woning. Wij hebben indertijd een premie-C woning gekocht en kregen – meen ik mij te herinneren – NLG 15.000 gratis en voor niets.
De jongeren van tegenwoordig kunnen nog maximaal 101% lenen en worden bovendien geconfronteerd met gigantisch hoge prijzen van koopwoningen. Het enige voordeel is dat nu de hypotheekrente historisch laag is.

-          Tot 2015 was de pensioenrichtleeftijd in aanvullende pensioenregelingen 65 jaar.
Tot 2006 was deze veelal zelfs lager en werd een overbruggingspensioen opgebouwd of een prepensioen toegekend. In het verlengde daarvan is in diverse pensioenregelingen geregeld dat - wederom uit hoofde van een overgangsregeling – in 2021 aan een groep werknemers nog extra pensioen wordt toegekend. Er is dus veel extra pensioen opgebouwd.

Mijn conclusie is dan ook: een overgangsregeling is helemaal niet noodzakelijk.
En als ik dan al met iemand medelijden moet hebben, dan zijn het de oudere werknemers die tijdens de crisis hun baan verloren hebben en nu niet meer aan de slag komen of van armoe zzp’er zijn geworden. Zij bouwen veelal helemaal geen pensioen meer op en moeten ook nog eens rondkomen van een inkomen dat veel lager was dan voorheen.

  

 

Jan 30, 2017
Posted by: Ron van Os

Een afspraak die in elke collectieve pensioenregeling is opgenomen betreft de verdeling van de pensioenpremie, waarbij 2/3e werkgever en 1/3e werknemer heel gebruikelijk is. Een dergelijke afspraak heeft automatisch tot gevolg dat als de pensioenpremie daalt, beide groepen daar voordeel aan hebben en ingeval van een stijging nadeel.

In het FD van dinsdag 24 januari stond dat VNO/NCW daar anders over denkt. Zij is van mening dat de huidige verhoging van de pensioenpremie in de cao opgevangen moeten worden.
In normale mensentaal zegt VNO/NCW dus tegen de werknemers: “Ik had jullie 3% salarisverhoging willen geven, maar omdat ik meer geld kwijt ben voor pensioen, krijgen jullie maar 1% verhoging.

Dat lijkt in eerste instantie unfair, maar is het niet.
Iedere werknemer krijgt namelijk in ruil voor het beschikbaar stellen van zijn arbeid een vergoeding van zijn werkgever. Die vergoeding komt in de vorm van salaris, vrije dagen, auto van de zaak, studiekosten, (een heleboel andere dingen) en …. een pensioenbijdrage. Het bedrag onder de streep (de som van al die vergoedingen) staat in grote lijnen vast, maar boven de streep kan onderling uitgeruild worden.

Een hogere pensioenbijdrage moet dus door iets anders gecompenseerd worden. Dat zou inleveren van een vrije dag kunnen zijn of verlagen van het salaris. Maar nu de verhoging van de pensioenlast net samenvalt met de besprekingen over de cao-verhoging, is het logisch om het daarin mee te nemen. Dus in plaats van 3% salarisverhoging, krijgt u maar 1%.

Nu zult u waarschijnlijk zeggen: “Maar dan is die werkgeversbijdrage in de pensioenregeling dus feitelijk een sigaar uit eigen doos.” En dat is ook zo, maar ik denk dat het wel goed is om die sigaar op die wijze te krijgen. Als de pensioenbijdrage van de werkgever uitgekeerd wordt in de vorm van extra salaris, is de kans groot dat een aanzienlijk deel van de werkende bevolking dit geld niet voor pensioen zou gebruiken. Het is namelijk erg verleidelijk om dat extra geld te gebruiken om een grotere auto te kopen, op wintersportvakantie te gaan of op andere wijze te consumeren.

Enige vorm van paternalisme kan daarom geen kwaad.

Jan 16, 2017
Posted by: Ron van Os

 

Flexibilisering van de AOW is niet de oplossing!

Flexibilisering van de AOW heeft de afgelopen periode veel aandacht gekregen. Het zou de oplossing zijn voor mensen in zware beroepen om eerder te stoppen met werken.
Onderstaand mijn reactie hierop.

Alle beroepen zijn zwaar
Meestal wordt in dit kader gesproken over de fysiek zware beroepen als bouwvakker en stratenmaker. Naar mijn mening krijg je echter in alle beroepen op oudere leeftijd te maken met het feit dat je minder goed meekan. Dat kan lichamelijk zijn, maar ook geestelijk doordat je allerlei technische ontwikkelingen niet meer kan volgen of niet meer meekan met de trends in de markt.

Is flexibilisering van de AOW de oplossing?
Voor werknemers die geen aanvullend pensioen hebben zeker niet. De hoogte van de AOW voor een ongehuwde is gelijk aan 70% van het netto minimumloon, ofwel € 1.091 per maand. Hier valt al niet van te leven, want er is huurtoeslag en zorgtoeslag nodig om rond te komen. Als de AOW ook nog eens twee jaar eerder moet ingaan, daalt deze naar € 971, en worden de tekorten alleen nog maar groter. Voor gehuwden die gezamenlijk een netto AOW uitkering van € 1.503 ontvangen is de situatie iets beter, maar twee jaar vervroegen leidt daar tot een verlaging naar € 1.338. Ook dat zal voor de meeste samenwonenden te weinig zijn om in alle eerste levensbehoeften te voorzien.
En voor werknemers die wel een aanvullend pensioen, hoeft de AOW niet flexibel te worden, want dat is het aanvullend pensioen zelf al. De oplossing is voor deze groep al voorhanden. Dus waarom zouden we een op zich eenvoudig stelsel als de AOW gaan flexibiliseren?

Zijn er nog andere oplossingen?
De AOW weer terug naar 65 jaar
Theoretisch gezien is dat een oplossing, maar in de praktijk erg kostbaar. Zeker gelet op de grote stroom AOW-gerechtigden die eraan zit te komen (de na-oorlogse geboortegolf). Maar als we dat met zijn allen willen en het geld er voor over hebben, dan moeten we dat zeker doen.

Zelf sparen
Zelf sparen om eerder met pensioen te gaan, is natuurlijk alleen mogelijk voor mensen die daar de middelen voor hebben (lees voldoende salaris). Aan de andere kant is voldoende salaris ook een relatief begrip. Iemand die zuinig leeft c.q. minder behoeften heeft, zal minder moeite hebben om geld opzij te zetten dan een persoon die gewend is zijn geld makkelijk uit te geven.

Overig vermogen
Een andere optie is om de pensioenvervroeging te financieren uit ander vermogen. U kunt hierbij denken aan de hypotheekvrije woning of een erfenis.

Doorwerken
De laatste en meest voor de hand liggende oplossing is doorwerken, maar dan bijvoorbeeld in een andere minder zware (en wellicht ook minder betaalde) functie. Die banen moeten er dan wel zijn. Wat dat betreft heeft de overheid tot op heden een steek laten vallen. Men heeft er wel voor gezorgd dat de AOW later ingaat, maar niet dat er banen beschikbaar zijn of komen. Overigens kan de overheid dat niet alleen; ook de werkgevers en werknemers moeten hierin hun eigen verantwoording nemen.

Sep 15, 2016
Posted by: Ron van Os

Ouderendienstplicht

Het CDA heeft in het verkiezingsprogramma onder meer opgenomen dat er voor alle jongeren een maatschappelijke dienstplicht moet komen.

Ik ben er wel voorstander van om dan gelijk een ouderendienstplicht in te stellen. Hierbij wordt eenieder verplicht om in het eerste jaar van de AOW gedurende zeg 24 uur per week werkzaamheden te verrichten die door de overheid geïnitieerd zijn. Omdat niet iedereen overal voor geschikt is, krijgt men de keuze uit verschillende categorieën, bijvoorbeeld:

-          Ouderenzorg (wandelen, bezoek, boodschappen, dagje uit)

-          Veiligheid (surveillance in wijk, schaduwen personen, hulp bij evenementen)

-          Deskundigheid (kennis en kunde op eigen gebied inzetten om anderen te helpen)

-          Overig

Van belang is dat het werkzaamheden betreft die normaliter niet gedaan worden. Het mag niet zo zijn dat hierdoor allerlei organisaties betaalde werkkrachten ontslaan om vervolgens iemand uit de ouderendienstplicht het werk laten verrichten. Verder zouden ouderen die al vrijwilligerswerk doen of mantelzorg verrichten vrijgesteld kunnen worden.

Sep 8, 2016
Posted by: Ron van Os


We worden steeds ouder

 

 

Jun 19, 2016
Posted by: Ron van Os


Op 1 juli 2016 Pensioen 1-2-3 verplicht: “Bent u er klaar voor?”
Vanaf 1 juli 2016 treedt het volgend onderdeel van de wet Pensioencommunicatie in werking, namelijk Pensioen 1-2-3. Dat betekent dat u op een geheel andere wijze richting werknemers moet gaan communiceren over pensioen.

De (door iedereen verdoemde) startbrief oude stijl verdwijnt en wordt vervangen door laag 1 (pensioen in vijf minuten) van pensioen 123. Deze mag nog per post verstuurd worden, maar indien voldaan is aan de voorwaarden mag dat ook elektronisch. Verder moet ook de pensioenvergelijker meegestuurd worden.

De informatie uit laag 1 moet vanaf 1 juli ook op de website van uw pensioenuitvoerder staan, en hetzelfde geldt voor de informatie uit laag 2 (pensioen in 30 minuten) en laag 3 (meer diepgaande informatie). Al deze info moet inzichtelijk zijn voor de deelnemer, de gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.

Een deel van de informatie moet overigens voor iedereen toegankelijk zijn, dus ook voor personen die geen enkele binding hebben of hadden met uw bedrijf. De gedachte hierachter is dat mensen die willen solliciteren, kunnen zien welke pensioenregeling van toepassing is en hoe deze zich verhoudt tot de regeling bij de huidige werkgever.
Goed voorbereide sollicitanten zullen tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek aan u kritische vragen stellen over de inhoud en financiering van de pensioenregeling en hoeverre het verstandig is de opgebouwde aanspraken over te dragen.

Als hulpmiddel voor u als HRM’er hebben de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars de werkgeverschecklist “wegwijs in pensioen” ontwikkeld, maar kijk ook even wat er op “zowel het open als gesloten deel” van de website van uw pensioenuitvoerder staat.

May 13, 2016
Posted by: Ron van Os


Voorstel “Wet flexibilisering ingangsdatum AOW”
Op 19 februari 2016 is de “Wet flexibilisering ingangsdatum AOW” ingediend bij de Tweede Kamer. Met deze wet wordt het mogelijk om de AOW eerder of later in te laten gaan dan de reguliere AOW-leeftijd. In deze tijd van flexibilisering lijkt dat een logische stap, maar is het niet. Bovendien verwacht ik veel oneigenlijk gebruik van de mogelijkheden die deze wet biedt.

Het wetsvoorstel in het kort
Iedereen krijgt de mogelijkheid om de AOW vijf jaar uit te stellen of vijf jaar te vervoegen. Dit kan zowel betrekking hebben op de volledige AOW als op een deel (stappen van 10% zijn toegestaan). Achterliggende gedachte is dat flexibilisering van de AOW enerzijds een stimulans kan zijn om langer door te werken en anderzijds voorziet in de behoefte om de overgang van werk naar pensioen meer geleidelijk te laten plaatsvinden.

Elk jaar uitstel levert een 6,5% hogere bruto AOW-uitkering op (dit percentage is volgens het CPB actuarieel neutraal). Ingeval van vervoegen wordt een iets afwijkende systematiek toegepast: de netto AOW-uitkering wordt 6,5% gekort. Gegeven het huidige belasting- en premieregime komt dat overeen met een bruto percentage van 7,2%. Het gekorte pensioen wordt tot de AOW-leeftijd verhoogd met een compensatie voor te betalen AOW-premie. De hoogte van de compensatie wordt op individueel niveau vastgesteld.

Bij vervoeging worden de “opbouwjaren” tot aan de AOW-leeftijd wel meegeteld. In de wet zijn verder voorwaarden ingebouwd waardoor het niet mogelijk is dat iemand door vervroegen of uitstel van de AOW aanspraak zou kunnen maken op allerlei aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld bijstand).

Wat is er mis met dit voorstel?
Vervroegen of uitstel wordt op dezelfde wijze behandeld als aanvullend pensioen. Er wordt gedaan alsof er een pot met geld is (ter grootte van de contante waarde van de AOW-uitkeringen), die iedereen naar eigen inzicht eerder of later kan laten uitkeren.

Er is geen pot met geld
Ten eerste is er helemaal geen pot met geld; de AOW wordt namelijk via omslag gefinancierd. Vervroegen betekent dus dat op korte termijn meer geld nodig is, met als gevolg dat de AOW-premie omhoog moet of de overheid vanuit andere bronnen extra geld beschikbaar moet stellen. Bij uitstel is sprake van het omgekeerde, er is in eerste instantie minder geld nodig. De cijfers uit de MvT bevestigen bovenstaande. Uitgaande van de gehanteerde veronderstellingen zijn de cumulatieve lasten tot en met 2024 begroot op 3 miljard euro. Er is een extra kostenpost begroot van 5,1 miljard om te vervroegen en een besparing van 2,1 miljard op uitstel.

In de MvT staat ook dat de structurele effecten op kasbasis nihil zijn: er is tenslotte actuarieel neutraal omgerekend. Hierbij maakt de wetgever 3 denkfouten.

Uitstellen
Naar mijn mening zal vrijwel niemand uitstellen, want dat biedt weinig voordeel. De levenslange uitkering wordt weliswaar 6,5% hoger, maar kom je tijdens de uitstelperiode te overlijden, dan ben je de niet ontvangen AOW kwijt. Twee jaar uitstel levert dus weliswaar levenslang 13% meer AOW op, maar het duurt 15 jaar (= 2 * 100% / 13%) voordat je dat hebt terugverdiend. Bovendien weet je maar nooit of de AOW in de (verre) toekomst nog eens inkomensafhankelijk wordt. De Nederlander zal dus niet uitstellen, maar denken “binnen is binnen”. De veronderstelde besparing van 2,1 miljard op uitstel zal er dus niet komen.

Vervroegen
Iedereen die zwak, ziek en misselijk is, doet er goed aan zijn AOW te vervroegen, men wordt toch niet oud, dus zoveel mogelijk geld binnenhalen is het adagio. En aangezien bij het bepalen van het kortingspercentage bij vervroegen geen rekening is gehouden met anti-selectie, zijn de structurele effecten op kasbasis hiervan zeker niet nihil.

Maar ook veel gezonde mensen zullen ervoor kiezen het AOW-pensioen te vervroegen. Ook zij zullen denken “binnen is binnen” en eventuele negatieve fiscale gevolgen kunnen grotendeels gecompenseerd worden door de uitkering weer in te zetten als lijfrentepremie.

Mijn verwachting is dan ook dat er softwareprogramma’s beschikbaar komen, waarmee iedereen kan uitrekenen of het voordelig is om de AOW te vervroegen. En als dat het geval is, zal men dat zeker doen. Dat zal ertoe leiden dat de lasten veel hoger zijn dan de 5,1 miljard die begroot zijn.

Hoe moet de flexibilisering dan vormgegeven worden?
Naar mijn mening moet de overheid het wetsvoorstel intrekken en de markt haar werk laten doen. Dan moeten verzekeraars wel wat creatiever worden in plaats van te zitten sikkeneuren over het feit dat er binnen het individuele levenbedrijf niets meer te verdienen valt.

Uitstellen
Zoals hierboven al is aangegeven, zullen weinig mensen hierop zitten wachten. En degenen die de AOW-uitkering wel opzij willen zetten, kunnen dat altijd op een (al dan niet door de overheid fiscaal gefaciliteerde geblokkeerde) spaarrekening zetten en daaruit gelden onttrekken op het moment dat men die nodig heeft.

Vervroegen
Mensen die eerder willen stoppen met werken, kunnen bij een verzekeraar terecht die het volgende product aanbiedt. Vanaf de vervroegde pensioenleeftijd tot de AOW-gerechtigde leeftijd kan men vanuit een depot maandelijks een bedrag opnemen ter grootte van de netto AOW-ongehuwden of halve netto AOW voor gehuwden. Over het opgenomen bedrag betaalt men rente. Aflossen hoeft men pas op het moment van overlijden en daartoe wordt een levenslange verzekering bij overlijden afgesloten met een duur premiebetaling van bijvoorbeeld 25 jaar.

Rekenvoorbeeld:
AOW-leeftijd is 67 jaar, maar de deelnemer wenst te stoppen op 65 jaar en gedurende twee jaar een uitkering van € 1.000 per maand op te nemen. De uiteindelijke schuld loopt dan op tot € 24.000. De premie voor de levenslange verzekering bij overlijden bedraagt netto € 79 per maand en de rente ook € 80 per maand (uitgaande van een rente van 4%). Op 65 jaar zijn de lasten dus € 79 per maand, hetgeen oploopt naar € 159 vanaf leeftijd 67 jaar. Dit komt overeen met een korting van 14% op de bruto AOW-uitkering.

Verzekeraars zouden die levenslange verzekering bij overlijden ook al op bijvoorbeeld 45-jarige leeftijd kunnen afsluiten. Uitgaande van een duur premiebetaling van 20 jaar bedraagt de netto premie dan € 36 per maand en is de verzekering op 65-jarige leeftijd volledig afbetaald. Vanaf 65-jarige leeftijd is dan alleen rente verschuldigd over het opgenomen bedrag. Natuurlijk zijn ook allerlei varianten mogelijk.

Probleem kan nog zijn dat alleen ongezonde werknemers hiervan gebruik willen maken. Als dat het geval is zou de overheid dit kunnen subsidiëren. Iets wat men feitelijk ook doet in het voorstel flexibilisering AOW.

Apr 22, 2016
Posted by: Ron van Os


De actuaris en …..”Waardeoverdracht van pensioen”
Op 14 april heeft mevrouw Klijnsma eindelijk haar brief inzake “waardeoverdracht van pensioen” naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin staan twee opmerkelijke zaken.

Ten eerste geeft zij geen oplossing voor het probleem waar het eigenlijk om draait: de bijbetalingsproblematiek ingeval sprake is van een individuele waardeoverdracht. Het enige wat mevrouw Klijnsma constateert is dat het niet eenvoudig is om dat op te lossen. Vervolgens schuift zij het probleem door naar de toekomst en schrijft dat herziening van het pensioenstelsel aanleiding kan zijn om waardeoverdracht en bijbetalingsproblematiek opnieuw te bezien.

Vervolgens komt Klijnsma met het voorstel om de afkoop van kleine pensioenen in de toekomst niet langer toe te staan. Zij vindt het namelijk een groot goed dat kleine pensioenen hun pensioen-bestemming behouden en dus niet worden afgekocht. Mede gelet op het feit dat werknemers steeds vaker kortlopende contracten hebben en dus bij veel verschillende werkgevers kleine pensioentjes opbouwen, kan ik haar hierin wel volgen. Maar soms moet je ook gewoon zorgen dat het probleem niet ontstaat, en in dat kader wijs ik op onderstaande.

Uit recent onderzoek van het CBS onder een zevental pensioenfondsen blijkt dat er 100.000 aanspraken van minder dan een euro in de boeken staan en 650.000 aanspraken van minder dan 10 euro. Ik verwacht dat een heel groot deel van deze aanspraken voortvloeit uit pensioenopbouw van jeugd die - om een centje bij te verdienen - een bijbaantje heeft. Laat ik als voorbeeld twee van mijn eigen dochters noemen. De ene heeft in het verleden een korte tijd in een verzorgingstehuis gewerkt en daar koffie geschonken voor de bewoners. Van het weinige geld dat zij daar verdiende, ging ook nog een bedrag af om pensioen op te bouwen. Gevolg: zij heeft nu een premievrije aanspraak van € 4 bij PFZW staan. De andere dochter is student en werkt in de horeca: ook daar hetzelfde liedje een klein salaris waar ook nog eens een pensioenpremie vanaf moet.

Iedereen die dit leest (inclusief mevrouw Klijnsma), zal het met mij eens zijn: daar zit onze jeugd niet op te wachten en per saldo zijn de administratiekosten die de pensioenfondsen moeten maken veel hoger dan die paar euro pensioen die wordt opgebouwd. Dus stoppen met dit soort onzinnige regelingen levert iedereen voordeel op. En daarvoor hoeven we niet allerlei dure onderzoeken uit te voeren. Een simpel besluit binnen het pensioenfondsbestuur is voldoende.

 

Mar 8, 2016
Posted by: Ron van Os

 
Ligt de verwachting van de variabele pensioenuitkering niet te hoog?
Na publicatie van dit artikel heeft de Tweede Kamer wijzigingen aangebracht in het wetsvoorstel. Als gevolg hiervan sluit een deel van mijn blog niet meer aan bij de wet. Daarom is dit blog van de website verwijderd.

 

Jan 30, 2016
Posted by: Ron van Os


De bevolking in Nederland stijgt in 2016 tot boven 17 miljoen
In de zesde klas van de lagere school (tegenwoordig groep 8 van de basisschool) kregen we een keer een les over iets wat we tegenwoordig demografische ontwikkelingen noemen. Het was 1970 en Nederland telde ongeveer 13 miljoen inwoners. Onze juf vertelde toen dat “wijze meneren” hadden uitgerekend (mevrouwen mochten dat toen nog niet) dat in het jaar 2000 in Nederland 20 miljoen mensen zouden wonen. 

In werkelijkheid liep het echter anders: in 2000 telde Nederland nog geen 16 miljoen inwoners. De belangrijkste oorzaak was het teruglopend aantal geboortes: werden er in 1970 nog bijna 239.000 kinderen geboren, in 2000 was dat teruggelopen naar 206.000 en dat op een bevolking die ondertussen bijna 25% hoger lag. Het dieptepunt lag overigens in 1983 met iets meer dan 170.000 geboortes.

Het CBS heeft kortgeleden de voorlopige cijfers ultimo 2015 gepubliceerd. Nederland telt inmiddels 16.980.049 (officieel geregistreerde) inwoners; een toename van bijna 80.000 ten opzichte van eind 2014. De groei wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door het migratieoverschot dat in 2015 ruim 56.000 is. De reden hiervan is aan een ieder bekend.
Het aantal geboortes lag in 2015 net onder 170.000, hetgeen het laagste aantal is sinds 1918. Het aantal overlijdensgevallen lag op 147.000, hetgeen weer het hoogste aantal is sinds 1805 en wellicht ook het hoogste aantal ooit. De oorzaak is natuurlijk de vergrijzing van onze samenleving: we worden weliswaar allemaal veel ouder, maar uiteindelijk gaan we toch dood. Begin 2015 was er bovendien ook nog een hele lange griepgolf, hetgeen extra levens heeft gekost.

Er van uitgaande dat de bevolkingstoename in 2016 onverminderd voortzet, zullen we dit jaar de magische grens van 17 miljoen inwoners overschrijden. Als inmiddels “zo’n wijze meneer” zijnde, schat ik in: in april of mei. Hoewel met de onzekere migratiestromen weet je het maar nooit.
In welk jaar we de 18 miljoen overschrijden, daar waag ik mij niet aan, en al helemaal niet aan een schatting in het jaar 2046. Zeker dit laatste blijft koffiedik kijken, dat heeft 1970 wel uitgewezen.

En als u de meest actuele stand van de bevolking wilt weten, tik dan op internet het woord “bevolkingsteller” in, dan kunt u de groei met eigen ogen volgen. Op het moment van afronding van dit artikel is de stand overigens 16.985.266.

Ron van Os, Actuaris AG

Dec 17, 2015
Posted by: Ron van Os


A Pension Carol

Het is kerstavond en vijf mannen en één vrouw zitten bij elkaar in een dompige ruimte. Het weinige kaarslicht verlicht een stapel papieren die zij aan het doorkijken zijn en met een rekenmachine in de hand zijn zij driftig aan het tellen. De eerste die wat roept is Benne: “Jongens, ik ben eruit 85%, maar dan wel met UFR en op basis van AG 2012-2062.”
Voor in de kamer staat een dame bij een flipover en schrijft het percentage op.”Je weet het toch wel zeker Benne, want anders wordt het zo’n klodderwerk.“ “Ja Jetta, ik kom nu eenmaal wat sneller tot het eindresultaat dan jij.”

Al snel volgen de overige percentages en Jetta leest de cijfers voor. “Nou dat is allemaal onder de 100, dus niet best.” Henk B, het beste jongetje uit de klas steekt zijn vinger op: “En nu Jetta? Kan jij ons niet helpen?” Zij schudt somber haar hoofd. “Nee Henk, wij hebben genoeg gedaan. Vijf jaar uitstel, vervolgens een gemiddelde rente en tenslotte een UFR meer zou ik ook niet weten.” Willem Frans probeert het nog: “Maar Jetta wij hebben jou in het verleden toch ook geholpen. Onder dreiging van afromen, hebben wij de premies drastisch verlaagd, zijn uittredingsregelingen gefinancierd en sommigen van ons zijn zelfs zover gegaan om geld terug te geven aan de werkgever. Dat heeft jullie miljarden opgeleverd”. Maar Jetta is resoluut: “Nee jongens, nogmaals wij hebben genoeg gedaan. Nu zijn echt jullie aan zet.”

Plotseling wordt er gebeld. Peter verheft zich uit zijn stoel en doet open. Voor de deur staat een groepje jongeren. De meest dappere opent zijn mond. “Meneer mijn naam is Martin en wij zijn op zoek naar een veilige slaapplaats, kunt u ons helpen?” “Nee, wij hebben grotere zorgen aan ons hoofd dan naar zo’n stel opgeschoten jongeren te luisteren. Ga elders oudjes lastig vallen.”
Terug in de kamer vraagt Benne: “Wie waren dat?” “Ach wat van die jeugd die dacht wat bij ons te komen halen. Forget it, heb ik gezegd.”
De zes drinken nog een borrel en vallen vervolgens vermoeid in slaap.

Plotseling verschijnt een figuur. “Wie bent u en wat komt u hier doen?”, vraagt Jetta. “Ik ben de geest uit het verleden en wil jullie graag wat laten zien.” Zonder op hun antwoord te wachten, neemt de geest de zes vrienden mee. Plotseling zien zij allemaal percentages langs zich heen schieten “10%”, “15%”, “20%”. Henk P kijkt verschrikt naar de geest. “Gaat het zo slecht met die dekkingsgraden?” “Nee Henk, het is kerst 1995 dat zijn beleggingsrendementen. Die 160% die daar aankomt; dat is een dekkingsgraad.” Henk krijgt een grote smile op zijn gezicht: “O ja nu weet ik het weer. Ik was nog jong en kreeg toen te horen dat mijn pensioenpremie omlaag ging, lekker extra geld voor een avondje stappen.”
Ze gaan een gebouw binnen waar een groot feest aan de gang is. Allemaal vijftigers en zestigers dansen vrolijk in het rond. “Is dit een kerstfeest van een bedrijf met oudere werknemers?”, vraagt Benne. De geest kijkt hem meewarig aan en zegt: “Nee Benne, dit is een feest van vutters en geprepensioneerden. Nadat zij met 70% van het laatstverdiende salaris eruit zijn gestapt, was er nog wat geld over en daar is dit feest van georganiseerd.” “En wie is die sexy dame met die hoge laarzen op het podium?” “Dat is nou Tina Kink, zij voert een act op. Laten we even naar haar luisteren.” “Mannen jullie willen allemaal met mij onder de wol, nou dat kan, je hoeft alleen hier even te tekenen.”. De twee duimen van de dame gaan om hoog en vervolgens stormt de hele goegemeente op haar af. Het beeld vervaagt en onze zes vrienden staan plotseling weer in hun bedompte kamer.

Maar voor zij iets kunnen zeggen, verschijnt er een tweede geest. “Wie bent u nu weer?”, vraagt Henk. “Ik ben de geest van het heden en ik neem jullie mee naar een stal aan de rand van de stad. “Wat is dit nu weer, een illegale houseparty voor jongeren?”, roept Willem Frans “Wat een herrie en wie is die man boven op die kribbe, de nieuwe messias?” “Nee, dat is Martin”, roept Peter, “die stond net bij ons aan de deur.” De geest maant hen tot stilte. “Laten we even luisteren naar wat hij te zeggen heeft.
“Medejongeren, wij pikken het niet langer. Die oudjes doen maar wat, ze luisteren niet naar ons. Ze kunnen de pensioenpot op.” Er klinkt een groot gejuich. Vervolgens klinken de leuzen die hij hen net geleerd heeft: “Schijt aan solidariteit”, “Weg met De B, hoera voor De C”, “Doorsnee is verleden tijd, we raken ons geld liever niet kwijt”. Onze zes vrienden staan stil in een hoek . “Ze zien ons toch niet staan”, vraagt Benne angstig. “Nee”, zegt de geest, “Net zoals jullie hen niet.” Het beeld vervaagt en ze zijn weer terug in de kamer.

Maar tijd om te bekomen is er niet, want daar verschijnt een derde geest. “U neemt ons zeker mee naar de toekomst”, zegt Jenna. “Goed geraden, dat gaat je sneller dan het afronden van jouw eigen werk, maar kom mee.”
Plots staan ze in een oud vervallen gebouw. In het midden staat een grote ton waar net een man in klimt. “Hé dat lijk ik wel, alleen wat ouder”, zegt Henk B. “Klopt” zegt de geest, “het is 2040.” “En wat ga ik in die grote ton doen?” “Je bent op zoek naar de laatste euro die erin zit, want die mag je gaan weggeven en dan is de pot leeg”. “Hoe kan dat, dat is onmogelijk.” “Niets is onmogelijk”, antwoordt de geest. “Kijk daar op de muur staan de rendementen van de jaren 2013 tot en met heden. Geen enkel jaar boven de 2%.”  “Maar aandelen dan, is dat ook allemaal niets geweest?” “Zeker wel, maar vanaf 2013 zijn de jongeren hun eigen weg gegaan en moesten jullie voor DZB veilig gaan beleggen.” “Ha geest nu maak je een fout, DNB zal je bedoelen.” “Nee, een geest maakt nooit fouten: DZB staat voor “De Zuid-Europese Bank. Een gezamenlijk initiatief van Italie, Spanje, Portugal en Griekenland met het doel om het Noorden te redden.”
Iedereen is er stil van. ”Aan wie moet ik die laatste euro eigenlijk geven?”, vraagt Henk. “Die is voor een naamgenoot van jou “, antwoordt de geest. “En hij krijgt deze omdat hij zich jarenlang heeft ingezet voor de ouderen.”

Vervolgens neemt de geest hen mee naar een ander gebouw waar de letters “D” en “C” op staan. Er zitten twee deuren in: de ene leidt naar de bovenverdieping en de ander naar de benedenverdieping. “Waar willen jullie eerst heen?” “Doe maar naar boven.”
Boven is het niets dan pracht en praal, er staan schalen vol met eten en overal klinkt prachtige muziek. Iedereen is even mooi gekleed en er loopt veel bediening rond om iedereen het naar zijn zin te maken. “Waar zijn we hier?” “Deze verdieping heet “Definitief Comfortabel”, en dit is het kerstfeest van de eerste oudere jongeren uit 2012 die pas met pensioen zijn gegaan.” “En wie is die man daarboven op die troon, hij komt mij zo bekend voor.” “Dat is King Martin, tenminste zo noemt hij zich tegenwoordig. Hij heeft ze in het verleden gered van de ondergang en wordt sindsdien vereerd als een echte koning.” ”Dat is dus onze Martin en hij heeft dus toch gelijk gehad?” “Nee”, zegt de geest, “kom maar eens mee naar de kelder”.

Zij verlaten de ruimte en dalen af. Het is er erg donker en er klinkt veel gekrijs en gekerm. De geest verlicht de zaal en er worden allemaal mensen zichtbaar die vechten om wat eten dat via een buis van boven naar beneden wordt gegooid. “Wat is hier gaande?” “Ook dit zijn oudere jongeren die in 2013 hun eigen weg zijn gegaan. Zij hebben echter telkens net op het verkeerde paard gewed en hebben nu geen cent meer over. Zij moeten leven van hetgeen de rijke oudere jongeren voor hun achterlaten. “Definitief Catastrofaal” heet deze verdieping.”

Plots zijn onze 6 vrienden weer terug in hun eigen ruimte. Buiten luiden de klokken, het is kerstochtend. Zij vliegen elkaar om de hals. “Het is niet waar, het is nog niet gebeurd. We kunnen er nog iets aan doen.” Zij stormen gezamenlijk naar buiten en rennen naar de stal aan de rand van de stad. Daar treffen zij Martin aan, slapend in het stro. “Martin wordt wakker, kom mee. Bij ons is een veilig huis ook voor jongeren. Volgende week gaan we er met zijn allen nog eens over praten. Wat wij willen is niet ideaal, maar wat jij wilt ook niet. Het moet een combi worden, waar de ideeën van ons allebei een plaatsje krijgen. En Jetta zorgt ervoor dat alles zo geregeld wordt.”

En zo geschiedde en behield Nederland het beste pensioenstelsel ter wereld, waarin zowel plaats is voor collectieve als individuele belangen, zowel voor oud als voor jong, zowel voor gezond als ongezond. En natuurlijk ook voor Henk en Henk, Peter, Benne, Willem Frans en Martin. En o ja bijna Jetta vergeten; nou daar is ook plaats voor, maar wel opschieten hoor.

Nov 19, 2015
Posted by: Ron van Os


Werkgever zit u wel bij de juiste pensioenuitvoerder?
Als werkgever wordt u niet blij van een claim. Maar het is nog vervelender als het een claim betreft over iets waarvan u dacht dat het goed was geregeld. En toch gebeurt dat met vrij grote regelmaat in de pensioenwereld. En de schade kan dan flink oplopen.

Wat is het geval?
U heeft uw werknemers in het verleden een pensioentoezegging gedaan en deze ondergebracht bij een verzekeraar. De premies zijn altijd netjes voldaan. Maar plots ligt daar een brief van een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) op de mat, waarin staat dat u al sinds jaar en dag verplicht was om aan die BPF-regeling deel te nemen.
En denk niet: dat zal mij niet overkomen, want volgens schattingen zijn er vele duizenden bedrijven die een verzekerde regeling hebben, maar eigenlijk onder een BPF vallen.

Die toename aan brieven was ook wel te verwachten, want BPF’en zijn naarstig op zoek naar verloren schapen. Kortgeleden verscheen in PensioenPro nog een artikel onder de naam “Pensioenfonds HiBiN constateert onvoldoende handhaving verplichtstelling”. Om dat terug te brengen zoekt men in het Handelsregister naar bedrijven die mogelijk ten onrechte niet zijn aangesloten.

En van de uitspraak op 5 oktober 2015 van de kantonrechter in Utrecht, worden de meeste werkgevers ook niet vrolijk. De verjaring van premievorderingen van een BPF - die tot dan toe op vijf jaar gesteld was - blijkt veel ruimer te zijn.

Mijn ervaring is overigens dat de soep meestal niet zo heet wordt gegeten, mits de juiste weg wordt bewandeld. In alle gevallen die ik heb behandeld, is in overleg met het BPF een oplossing tot stand gekomen waarbij hetzij de werkgever geen enkele vergoeding over het verleden hoefde te betalen, hetzij de uiteindelijke vergoeding minimaal was.

Mijn advies is dan ook: komt die brief, neem dan een deskundige in de hand. Nog beter is om niet de brief af te wachten, maar reeds vooraf maatregelen te treffen. 

Oct 31, 2015
Posted by: Ron van Os


Meer keuzemogelijkheden binnen de pensioenregeling?
Dagelijks maken we als mens duizenden vrijwel “onbewuste keuzes”: sta ik s’ochtends direct op als de wekker afloopt of blijf ik nog even liggen, geef ik nog een beetje gas als het verkeerslicht op oranje springt of trap ik op de rem, kijken we naar het journaal van half acht en of wachten we toch tot acht uur, enzovoort. In ons hele leven maken we honderden miljoenen van dergelijke (relatief onbelangrijke) keuzes, die in een fractie van een seconde zijn genomen.

Met “bewuste keuzes” is dat heel anders: die maken we veel minder gedurende ons leven. Om wat voorbeelden te noemen: naar welke middelbare school ga ik, welke vervolgopleiding ga ik doen, waar ga ik werken als de studie is afgerond, en kies ik voor een koop- of huurwoning en waar dan wel precies?
“Bewuste keuzes” kosten ook veel meer tijd en de meeste mensen hebben daar ook moeite mee. Ze gaan op zoek naar meer informatie (bijvoorbeeld op internet), vragen advies aan familie en vrienden, wikken en wegen alles nog eens tegen elkaar af, waardoor de definitieve keuze wordt uitgesteld tot het allerlaatste moment. “Bewuste keuzes” maken is niet makkelijk en ook niet altijd even leuk, en wat we zeker niet willen is een foutieve keuze maken, want dan is het “eigen schuld, dikke bult.”

En ondanks het feit dat “bewust keuzes” maken één van de moeilijkste dingen uit het leven is, is één van de uitkomsten van de nationale pensioendialoog dat er meer behoefte is aan keuzevrijheid. Deze wens komt ook in diverse andere onderzoeken naar voren: de desinteresse in pensioen zou zelfs (mede) veroorzaakt worden doordat er nu “toch weinig te kiezen valt”.

Ik vraag mij af of de deelnemer al die keuzemogelijkheden echt wil, want mijn ervaring is dat er momenteel maar bitter weinig gebruik van wordt gemaakt. De mogelijkheid om zelf aanvullend te sparen, keuze voor de hoog-laag constructie of een deel van het partnerpensioen uitruilen ingeval er wel een partner is: ik kom het vrijwel niet tegen. En bij een beschikbare premieregeling met keuzevrijheid voor beleggingen kiest 95% of meer van de deelnemers voor de default.

Dat de interesse in pensioen toeneemt als men verplicht wordt om te kiezen, verwacht ik wel: men moet zich wel in de pensioenmaterie verdiepen, want anders is de kans groot dat men “de dikke bult” krijgt.

Maar als de wens er is om meer keuzemogelijkheden te krijgen, dan moeten we daar als pensioensector zeker niet voor weglopen. Zelfs bij McDonalds kan men tegenwoordig de eigen hamburger samenstellen. En wellicht dat mede hierdoor in de toekomst “het kiezen” iedereen steeds makkelijker af gaat. Want: “Jong geleerd is oud gedaan”.

Oct 22, 2015
Posted by: Ron van Os


Het UPO 2016 (eenvoudiger kunnen we het niet maken?

Op de site www.uniformpensioenoverzicht.nl zijn de UPO-modellen 2016 voor actieve deelnemers gepubliceerd. Wie had verwacht dat deze – mede gelet op het van kracht worden van de Wet pensioencommunicatie – beter leesbaar zouden zijn dan in de voorafgaande jaren, komt bedrogen uit. Erger nog, de lengte van het UPO 2016 (versie uitkeringsovereenkomst) is zelfs nog een bladzijde langer dan het UPO-2015.

De handleiding UPO 2016, die ook op de site is te vinden betreft maar liefst 98 bladzijden, ofwel 8 bladzijden meer dan de handleiding 2015. Als je zoveel tekst nodig hebt om uit te leggen hoe e.e.a. in elkaar zit, kan het resultaat ook niet eenvoudig zijn.

Naar mijn mening moet het simpeler, want anders gaat dit UPO in de meeste gevallen - net als in voorgaande jaren – na ontvangst direct in de map met belangrijke stukken. Het UPO zou meer op de “1” uit pensioen 1-2-3 gericht moeten zijn, met daar overigens dan wel direct de melding bij dat op de site van de pensioenuitvoerder of op de site www.mijnpensioenoverzicht.nl meer info te vinden is. Verder is een optie om direct aan de verzending van het UPO een - door de werkgever geïnitieerde – bijeenkomst te koppelen, waarop een nadere toelichting wordt gegeven over de “pensioentools” van de pensioenuitvoerder en/of de overheid.

Jun 25, 2015
Posted by: Ron van Os


Gaat de pensioenknip echt zorgen voor een hoger pensioen?

Onder de huidige wetgeving zijn werknemers die onder een beschikbare premieregeling vallen en de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, verplicht voor het opgebouwde kapitaal direct een levenslang pensioen in euro’s aan te kopen. Door de lage rente is dit pensioen aanzienlijk lager dan verwacht.

Om dit probleem aan te pakken, heeft Staatsecretaris Klijnsma vorige week in de Tweede Kamer de toezegging gedaan de pensioenknip weer in te voeren. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd hoeft slechts voor een periode van maximaal twee jaar pensioen aangekocht te worden. Het resterende kapitaal blijft staan in de hoop dat de rente over twee jaar hoger zal zijn.
Gaat bovenstaande maatregel daadwerkelijk zorgen voor een hoger pensioen? Ik denk het niet.

Gedurende de eerste twee jaren in ieder geval niet, want het pensioen dat nu wordt aangekocht is gebaseerd op de historisch lage rente van dit moment. Na die twee jaar in de meeste gevallen echter ook niet. Waarom, dat leg ik onderstaand uit.

Binnen beschikbare premieregelingen wordt standaard belegd volgens het lifecycleprincipe. Daarbij wordt - naarmate de pensioendatum nadert - een steeds groter deel van het kapitaal in langlopende obligaties belegd. Stel nu dat de rente over twee jaar gestegen is naar 4%, dan zijn de tarieven voor de aankoop van pensioen weliswaar (fors) gedaald, maar de waarde van de onderliggende beleggingen (de langlopende obligaties) ook. Per sado levert dit weinig tot geen voordeel op. Bovendien wordt de pensioengerechtigde met hogere kosten geconfronteerd vanwege het feit dat de verzekeraar twee keer administratieve handelingen moet verrichten (nu en over twee jaar) en bestaat de kans dat de gemiddelde levensduur ondertussen gestegen is, waardoor er minder pensioen aangekocht kan worden.

Wat zijn dan wel oplossingen?

    1. Als u verwacht dat de rente daadwerkelijk gaat stijgen, dan kunt u het beste uit de
       langlopende obligaties stappen en al het geld omzetten in cash. Hierover krijgt u dan 
       de komende twee jaren een zeer beperkt rendement, maar u profiteert bij de
       aankoop van pensioen wel ten volle van de (door u verwachte) gestegen rente. 
       Maar let wel: als de rente verder daalt, bent u met deze optie nog slechter af.
    2. U kunt natuurlijk ook een deel van het vermogen in zakelijke waarden beleggen. 
       Bij een stijging van de rente profiteert u dan ook van de lagere tarieven voor de 
       aankoop van pensioen en bovendien kunt u profiteren van het hogere rendement op 
       zakelijke waarden. Maar let wel: dat kan ook tot een dubbele dip leiden, bijvoorbeeld 
       als de rente daalt en de aandelen ook minder waard worden. 
    3. Tenslotte kan de hoop nog gevestigd worden op een aanpassing in de wetgeving die 
       Klijnsma in voorbereiding heeft en naar verwachting volgend jaar juli van kracht zal 
       worden. De precieze inhoud daarvan is momenteel nog niet bekend, dus is het niet 
       zinvol daar wat over te roepen.

Waar ik mee eindig is het volgende:
Iedereen roept dat door de gedaalde rente het aan te kopen pensioen zo laag is. Het is echter de vraag of die stelling juist is. Indien de onderliggende gelden belegd zijn in langlopende obligaties, is waarde daarvan – zoals hierboven al is aangegeven – fors gestegen. Dit biedt een goede compensatie voor de gestegen tarieven voor de aankoop van pensioen.
Het probleem zit hem denk ik voor een groot deel in de verwachtingen die bij de werknemer gewekt zijn door in het uniform pensioenoverzicht wel uit te gaan van het hogere vermogen, maar niet van het - voor aankoop van pensioen - lagere actuele rendement.