Home

May 13, 2016

Voorstel “Wet flexibilisering ingangsdatum AOW”


Posted by: Ron van Os


Voorstel “Wet flexibilisering ingangsdatum AOW”
Op 19 februari 2016 is de “Wet flexibilisering ingangsdatum AOW” ingediend bij de Tweede Kamer. Met deze wet wordt het mogelijk om de AOW eerder of later in te laten gaan dan de reguliere AOW-leeftijd. In deze tijd van flexibilisering lijkt dat een logische stap, maar is het niet. Bovendien verwacht ik veel oneigenlijk gebruik van de mogelijkheden die deze wet biedt.

Het wetsvoorstel in het kort
Iedereen krijgt de mogelijkheid om de AOW vijf jaar uit te stellen of vijf jaar te vervoegen. Dit kan zowel betrekking hebben op de volledige AOW als op een deel (stappen van 10% zijn toegestaan). Achterliggende gedachte is dat flexibilisering van de AOW enerzijds een stimulans kan zijn om langer door te werken en anderzijds voorziet in de behoefte om de overgang van werk naar pensioen meer geleidelijk te laten plaatsvinden.

Elk jaar uitstel levert een 6,5% hogere bruto AOW-uitkering op (dit percentage is volgens het CPB actuarieel neutraal). Ingeval van vervoegen wordt een iets afwijkende systematiek toegepast: de netto AOW-uitkering wordt 6,5% gekort. Gegeven het huidige belasting- en premieregime komt dat overeen met een bruto percentage van 7,2%. Het gekorte pensioen wordt tot de AOW-leeftijd verhoogd met een compensatie voor te betalen AOW-premie. De hoogte van de compensatie wordt op individueel niveau vastgesteld.

Bij vervoeging worden de “opbouwjaren” tot aan de AOW-leeftijd wel meegeteld. In de wet zijn verder voorwaarden ingebouwd waardoor het niet mogelijk is dat iemand door vervroegen of uitstel van de AOW aanspraak zou kunnen maken op allerlei aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld bijstand).

Wat is er mis met dit voorstel?
Vervroegen of uitstel wordt op dezelfde wijze behandeld als aanvullend pensioen. Er wordt gedaan alsof er een pot met geld is (ter grootte van de contante waarde van de AOW-uitkeringen), die iedereen naar eigen inzicht eerder of later kan laten uitkeren.

Er is geen pot met geld
Ten eerste is er helemaal geen pot met geld; de AOW wordt namelijk via omslag gefinancierd. Vervroegen betekent dus dat op korte termijn meer geld nodig is, met als gevolg dat de AOW-premie omhoog moet of de overheid vanuit andere bronnen extra geld beschikbaar moet stellen. Bij uitstel is sprake van het omgekeerde, er is in eerste instantie minder geld nodig. De cijfers uit de MvT bevestigen bovenstaande. Uitgaande van de gehanteerde veronderstellingen zijn de cumulatieve lasten tot en met 2024 begroot op 3 miljard euro. Er is een extra kostenpost begroot van 5,1 miljard om te vervroegen en een besparing van 2,1 miljard op uitstel.

In de MvT staat ook dat de structurele effecten op kasbasis nihil zijn: er is tenslotte actuarieel neutraal omgerekend. Hierbij maakt de wetgever 3 denkfouten.

Uitstellen
Naar mijn mening zal vrijwel niemand uitstellen, want dat biedt weinig voordeel. De levenslange uitkering wordt weliswaar 6,5% hoger, maar kom je tijdens de uitstelperiode te overlijden, dan ben je de niet ontvangen AOW kwijt. Twee jaar uitstel levert dus weliswaar levenslang 13% meer AOW op, maar het duurt 15 jaar (= 2 * 100% / 13%) voordat je dat hebt terugverdiend. Bovendien weet je maar nooit of de AOW in de (verre) toekomst nog eens inkomensafhankelijk wordt. De Nederlander zal dus niet uitstellen, maar denken “binnen is binnen”. De veronderstelde besparing van 2,1 miljard op uitstel zal er dus niet komen.

Vervroegen
Iedereen die zwak, ziek en misselijk is, doet er goed aan zijn AOW te vervroegen, men wordt toch niet oud, dus zoveel mogelijk geld binnenhalen is het adagio. En aangezien bij het bepalen van het kortingspercentage bij vervroegen geen rekening is gehouden met anti-selectie, zijn de structurele effecten op kasbasis hiervan zeker niet nihil.

Maar ook veel gezonde mensen zullen ervoor kiezen het AOW-pensioen te vervroegen. Ook zij zullen denken “binnen is binnen” en eventuele negatieve fiscale gevolgen kunnen grotendeels gecompenseerd worden door de uitkering weer in te zetten als lijfrentepremie.

Mijn verwachting is dan ook dat er softwareprogramma’s beschikbaar komen, waarmee iedereen kan uitrekenen of het voordelig is om de AOW te vervroegen. En als dat het geval is, zal men dat zeker doen. Dat zal ertoe leiden dat de lasten veel hoger zijn dan de 5,1 miljard die begroot zijn.

Hoe moet de flexibilisering dan vormgegeven worden?
Naar mijn mening moet de overheid het wetsvoorstel intrekken en de markt haar werk laten doen. Dan moeten verzekeraars wel wat creatiever worden in plaats van te zitten sikkeneuren over het feit dat er binnen het individuele levenbedrijf niets meer te verdienen valt.

Uitstellen
Zoals hierboven al is aangegeven, zullen weinig mensen hierop zitten wachten. En degenen die de AOW-uitkering wel opzij willen zetten, kunnen dat altijd op een (al dan niet door de overheid fiscaal gefaciliteerde geblokkeerde) spaarrekening zetten en daaruit gelden onttrekken op het moment dat men die nodig heeft.

Vervroegen
Mensen die eerder willen stoppen met werken, kunnen bij een verzekeraar terecht die het volgende product aanbiedt. Vanaf de vervroegde pensioenleeftijd tot de AOW-gerechtigde leeftijd kan men vanuit een depot maandelijks een bedrag opnemen ter grootte van de netto AOW-ongehuwden of halve netto AOW voor gehuwden. Over het opgenomen bedrag betaalt men rente. Aflossen hoeft men pas op het moment van overlijden en daartoe wordt een levenslange verzekering bij overlijden afgesloten met een duur premiebetaling van bijvoorbeeld 25 jaar.

Rekenvoorbeeld:
AOW-leeftijd is 67 jaar, maar de deelnemer wenst te stoppen op 65 jaar en gedurende twee jaar een uitkering van € 1.000 per maand op te nemen. De uiteindelijke schuld loopt dan op tot € 24.000. De premie voor de levenslange verzekering bij overlijden bedraagt netto € 79 per maand en de rente ook € 80 per maand (uitgaande van een rente van 4%). Op 65 jaar zijn de lasten dus € 79 per maand, hetgeen oploopt naar € 159 vanaf leeftijd 67 jaar. Dit komt overeen met een korting van 14% op de bruto AOW-uitkering.

Verzekeraars zouden die levenslange verzekering bij overlijden ook al op bijvoorbeeld 45-jarige leeftijd kunnen afsluiten. Uitgaande van een duur premiebetaling van 20 jaar bedraagt de netto premie dan € 36 per maand en is de verzekering op 65-jarige leeftijd volledig afbetaald. Vanaf 65-jarige leeftijd is dan alleen rente verschuldigd over het opgenomen bedrag. Natuurlijk zijn ook allerlei varianten mogelijk.

Probleem kan nog zijn dat alleen ongezonde werknemers hiervan gebruik willen maken. Als dat het geval is zou de overheid dit kunnen subsidiëren. Iets wat men feitelijk ook doet in het voorstel flexibilisering AOW.